De Sleuteljaren van de geluidsfilm (1926-1932)

In het midden van de jaren ’20 volgde de filmindustrie 2 sporen: ‘sound-on-disc’ en ‘sound-on-film’.  Warner Brothers slaagde er in samenwerking met Western Electric in om met hun sound-on-disc-systeem ‘Vitaphone’ genoemd, het publiek warm te maken voor de combinatie van muziek, stem en film. Dit gebeurde met 2 films van Alan Crosland: Don Juan (1926) en The Jazz Singer (1927). In Don Juan beperkte het geluid op de schijf zich tot orchestrale muziek, maar in The Jazz Singer zaten een paar scènes die de menselijke stem weergaven. Daarom wordt deze film algemeen aanvaard als de eerste geluidsfilm. Alhoewel de eerste volwaardige geluidsfilm ‘Lights of New York’ was van Bryan Foy in 1928. Terwijl Warner de spits afbeet met Vitaphone, kwamen Fox en RCA in 1927 op de markt met hun versie van het optical sound-on-film-systeem, respectievelijk Movietone en Photophone. Bij dit systeem werden geluidsgolven omgezet in lichtgolven die werden gereproduceerd op de filmstrook, naast de filmframes. Western Electric herkende al snel de grote voordelen van dit systeem en bood snel zelf een eigen optisch geluidssysteem aan. Met succes, want toen de 5 majors in 1927 samenkwamen om te beslissen welk systeem ze als standaard zouden gebruiken, kozen ze voor het Western Electric sound-on-film-systeem. Dit betekende de doodsteek voor Vitaphone en Movietone, maar RCA’s Photophone bleef overeind en genoot grote populariteit in Europa.

Vanaf 1929 ging de productie van geluidsfilms in Hollywood pas echt goed van start en stopte men met het draaien van stille films. (noot: Chaplin’s City Lights dateert van 1931) In 1930 bestond 95% van de filmproductie in Hollywood uit geluidsfilms. Een klein percentage van de geluidsfilms werd terug omgezet naar stille film met tussentitels om de zalen tegemoet te komen die nog niet waren uitgerust om geluidsfilms te projecteren. In het midden van 1932 was de overgang zo goed als voltooid.

Oorspronkelijk was er ook geen sprake van Hollywood als uithangbord voor de filmindustrie, maar hing er in 1927 een bord waar op stond “Hollywoodland” als reclame voor een vastgoedproject. Het “land” viel pas weg in 1949. De filmindustrie was er wel gevestigd en begon open te bloeien door introductie van de sprekende film in 1927 waardoor Hollywood geïdentificeerd werd met film.
De studio’s stichtten in 1927 ook de Internationale Academie van Filmkunsten en -wetenschappen om het populaire imago een hogere status te geven. Pas in 1929 bij het diner ter gelegenheid van de 2de verjaardag van het ontstaan kwamen ze op het idee van een plechtige prijsuitreiking, de Oscar was geboren.
Tot 1927 was het merendeel van de creatieve jobs in de filmsector en de acteurs in handen van buitenlandse, veelal Europese immigranten maar na de intrede van de sprekende film werden ze veelvuldig vervangen door authentieke Amerikanen gewoonweg te wijten aan het al of niet accentloze acteren. Wie zich wel wisten te handhaven waren Peter Lorre (Hongaar), Marlene Dietrich (Duitse), Greta Garbo (Zweedse). En van dezelfde generatie was de overbekende regisseur Billy Wilder (Oostenrijker) die meervoudig oscarwinnaar was.

Wie ook worstelde middenin deze overgangsperiode was Charlie Chaplin met zijn film City Lights. Deze film kwam uit begin 1931 maar hij had er 3 jaar aan gewerkt en was nog met het Vitaphone systeem uitgebracht. Chaplin reisde toen naar Europa om zijn film te promoten maar was gedeprimeerd door het kapitalistische Hollywood en de kritiek op zijn verouderde geluidssysteem.  De media spraken evenwel over een midlife crisis. Zijn broer Sidney stelde hem voor om door te reizen naar Bali om een time-out in te bouwen. Het was inmiddels 1932. Daar werd hij op sleeptouw genomen door Walter Spies, een eccentrieke schilder, choreograaf, schrijver en fotograaf van Duitse afkomst. Chaplin was zo gecharmeerd door de ongerepte natuur en een bevolking die nog niet besmet was door het kapitalistische virus, dat hij herleefde tussen mensen die hem niet herkenden en die hem toelieten in hun dagelijkse bezigheden. Vrouwen met ontblootte borsten en mannen die genoeg werkten om te overleven en nadien hun dag vulden met spelen en muziek. Een andere wereld ging open voor Chaplin met als gevolg dat hij maatschappijcriticus werd en dit aankaartte via zijn volgende films (Modern Times en The Great Dictator). Diezelfde onschuld die hij in Bali aantrof, zocht hij ook heel zijn leven bij zijn 4 vrouwen waarmee hij trouwde. Een vrouw, die nog niet aangetast was door het kapitalistische virus, die hij kon kneden en naar zijn hand zetten: dé reden waarom ze allemaal veel jonger waren dan hijzelf. Mildred Harris (hij 29 zij 17), Lita Grey (hij 35 zij 16), Paulette Goddard (hij 47 zij 26), Oona O’Neill (hij 54 zij 18).